Binckhorstgesprek met Herman Tijsen, 8 mei 2020
Herman en zijn echtgenote waren zo’n beetje de eerste bewoners van de Binckhorst, sinds de eerdere sociale woningbouw in het gebied werd afgebroken. Hun oudste zoon was op zoek naar woonruimte en is in de rij gaan liggen bij de gemeente toen de verkoop van start ging. Uiteindelijk kreeg hij een te grote en te dure kavel aangeboden, waarvoor hij bedankte. Herman zag er wel brood in om daar iets moois van te maken en het appartement te gaan verhuren. Zijn partner wilde er eerst niks van weten. ‘De Junostraat en het verlengde ervan, de Jupiterkade, zijn een en al industrie. Je ziet in eerste instantie een gribusbuurt. Zij baalde er bovendien van dat wij nu met die grote kavel zaten terwijl onze zoon nog steeds geen woonruimte had. Maar toen het project vorm begon te krijgen kwam zij met het voorstel om zelf in het Junoblok te gaan wonen.’ En zo verhuisden ze van de Prinses Mariannelaan in Voorburg naar de Binckhorst. Hun beide zoons hadden inmiddels eigen woonruimte gevonden.
In deze tijd waarin ze vanwege corona allebei thuiswerken maken ze graag een ommetje in de buurt. Herman hoopt dat er snel een verbinding langs de Trekvliet komt, zodat je vanaf het Junoblok langs de houthandel kunt doorsteken naar de Fokkerhaven, waar Capriole Café en de wijnbar Glaswerk zitten. Een paar bruggen erbij zou sowieso een hele verbetering betekenen, dat maakt het gebied aantrekkelijker. Voor de coronacrisis kwamen ze geregeld bij bierbrouwerij Kompaan. ‘Een geweldige plek, wat daar gebeurt op donderdag- en vrijdagmiddag! Daar aan de kade komt het industriële perfect tot zijn recht. Ik kan er niet bij dat er mensen zijn die vinden dat de asfaltcentrale weg moet. Natuurlijk zijn aanpassingen nodig maar het weghalen van zo’n beeldbepalend element zou de dood in de pot zijn.’ Herman is een groot voorstander van een gemengd gebruik van de Binckhorst. ‘Een beetje overlast hoort daarbij. Je kunt als bewoner wel sturen op het soort bedrijvigheid dat je wilt. Dat moet je dan samen met de ondernemers oppakken. Door te overleggen krijg je begrip voor elkaars ideeën.’
Het belang van de kwaliteit van de openbare ruimte kan Herman niet genoeg benadrukken. Hij maakt zich op dit punt ernstig zorgen. ‘Er zijn allemaal plannen, links en rechts een toren. Maar de ruimte ertussen krijgt geen aandacht, niet van de projectontwikkelaars en niet van de gemeente. Het risico is dat straks blijkt dat er te snel is gebouwd en dat er een gebied is ontwikkeld dat net niet voldoet. Ik ben niet tegen de vrijheid die de projectontwikkelaars krijgen, maar dat vergt wel een gemeente die zich anders opstelt en de regierol pakt.’ Dat geldt ook voor tijdelijke ontwikkelingen. Herman noemt het lege terrein naast de Fokkerterminal. ‘Dat is nu door de gemeente helemaal bestraat en ligt nu omheind te wachten als parkeerterrein. Zo’n betonnen vlakte draagt bij aan hittestress in de zomer. Er is blijkbaar niemand bij de gemeente die dan denkt: laten we er een paar bomen neerzetten. Plus dat het aanleggen van zo’n groot parkeerterrein indruist tegen het beleid om voor de Binckhorst het fietsen te bevorderen.’
Herman vindt dat bewoners een heel beperkte rol hebben in alle ontwikkelingen. ‘Zeker bij de invulling van de openbare ruimte wil je als bewoners een concrete rol. Daar zou juist de gemeente zich hard voor moeten maken. De openbare ruimte is tenslotte van iedereen.’ Groen is daarbij een groot punt van aandacht. ‘Het groen in veel plannen is geen openbaar groen. Kijk naar Binck Eiland en de toren die Vorm gaat bouwen naast de Fokkerterminal. Onderhoud wordt lastig als de bewoners er verantwoordelijk voor zijn. Dat zie je ook met de privé binnentuin van het Junoblok. Op de tekeningen ziet het er mooi uit, maar als de bewoners er geen zorg voor dragen dan kan het groen al snel aftakelen tot er niks meer is. Ondertussen is het openbare gebied direct rond het Junoblok nog steeds versteend, ondanks dat het gebouw nu al jaren bewoond is en ondanks de vele toezeggingen van de gemeente!’
Interview: Sabrina Lindemann en Susanne van der Kleij
Fotografie en redactie interview: Susanne van der Kleij